vrijdag 6 juli 2012

Wreed optimisme


Deze week verscheen het nieuwe nummer van het onvolprezen Tijdschrift Vooys, gewijd aan het thema Letter & Geld. Het bevat onder meer stukken van Saskia Pieterse, over Casino van Marja Brouwers, en van Maarten van der Graaff, die in de Kop van Jut de cultschrijver pootje licht. Met een hoofdrol voor L.H. Wiener.

Zelf schreef ik voor dit nummer een terecht mateloos jubelende bespreking van Cruel Optimism van Lauren Berlant, een van meest prikkelende boeken die ik ooit las, en die je met het predicaat 'academische studie' schrijnend tekort zou doen.

De schaarse lezers van dit blog vergun ik alvast een preview:

'De geschiedenis waar Berlant over spreekt is de onze – lopend van grofweg van 1990 tot nu – en kenmerkt zich door de ontbinding, onder invloed van de algehele verbreiding van het neoliberale denken, van fantasieën die de ideologische bedding vormden voor de naoorlogse verzorgingsstaat. Sociale mobiliteit en economische zekerheid bijvoorbeeld, of de mogelijkheid van duurzame sociale relaties. Het is deze fantasie van ‘het goede leven’ die steeds terugkeert in de hoofdstukken die volgen, en die in verschillende scenario’s steeds gaan over de impasse die dreigt als de hoop op opwaartse mobiliteit die het goede leven aandrijft ineenstort. Berlant laat dit zien aan de hand van twee films van Laurent Cantet, Human Resources (1999) en Time Out (2001) en daarnaast via een prachtige analyse van postfordistische affecten in Promesse (1996) en Rosetta (1999), twee films van de Dardennes-broers over de onzekere sociale condities in het huidige Europa; een hoofdstuk over de obesitasepidemie en een voorstel voor een antisoeverein subjectbegrip dat een nieuwe handelingspositie fundeert, die Berlant ‘lateral agency’ noemt. Steeds is Berlant geïnteresseerd in een – hoe onwaarschijnlijk dat ook mag klinken – postneoliberale formule voor het goede leven, een leven dat zich niet langer volgens de logica van een kapitalistische moderniteit voltrekt.'

En nu allen naar dat verkooppunt bij je in de buurt, of ga eens langs bij de abonneeservice van Vooys.

maandag 2 juli 2012

De beschikbaarheid van lichamen en tijd

Enige tijd terug besprak Christophe van Gerrewey voor De Reactor Het licht, de tweede roman van Jeroen van Rooij, over een hechte groep jongeren uit het fictieve Nederlandse slaapstadje Bruggend. Hij ziet hun muzikale beroezing als berusting, als wereldverzaking en niet als een kritisch project:

'Van de mogelijkheid tot culturele of intellectuele ontwikkeling lijken ze niet op de hoogte. (...) In Het licht is de uitweg voor jongeren volledig escapistisch, en blijkt het een zeer vergeeflijke uitweg die quasi-democratisch toegankelijk is – althans voor jongeren zelf. Het gaat om een project dat zich slechts van feest naar feest tilt, dat niets met de wereld te maken wil hebben, en dat aldus nauwelijks een project genoemd kan worden.'

Van Rooij neemt daarmee afstand van het cultuurkritische cliché van het kritische individu dat in opstand komt, en markeert de transitie naar truly postmodern times, waarin elk sociaal of politiek verlangen volkomen is uitgedoofd.

Ik was het er toen niet mee eens, omdat Van Gerrewey het vergeestelijkte boven het lichamelijke plaatst, en zo het affectieve leven zijn politieke werking ontzegt, en ik ben het er nu niet mee eens. Maar toen had ik de roman nog niet gelezen, en bovendien kwam ik in OPEN een interview tegen met de post-operaistische activist en denker Franco 'Bifo' Berardi, die de bipolaire sensibiliteit van ons huidige psychopathologische en tegelijkertijd extatische heden goed lijkt te vatten - en daarmee ook iets acuuts zegt over deze roman: 'Het gaat niet om een politiek verzet tegen iets, maar veel meer om een psychotherapeutisch proces van de ontdekking van een gemeenschappelijk lichaam.'  

Een project hebben de jongeren in Het licht wellicht dus niet, maar daarmee is hun overgave nog geen capitulatie, niet apolitiek of nihilistisch. Integendeel, de jongeren in Het licht kondigen iets aan, eisen iets terug waarvan ze zelf wellicht nog niet bewust zijn, maar hun lichamen wel: een hedendaagse vorm van autonomie, los van de temporaliteit en de precaire economie van het neoliberalisme. Ze staan niet voor de passieve heropvoering van een mentaliteit die zich heeft uitgeput, zich te pletter heeft geschreeuwd of geneukt tegen de stolp van ons consumentisme, maar herontdekken een vorm van erotische opstand. Dat eerder dan de dubieus hedonistisch klinkende samenvatting die Van Gerrewey ervan geeft.

Hoezeer de personages van Het licht ook door ambivalenties geplaagd worden, en hoe navrant de roman uiteindelijk ook eindigt, Het licht evoceert ergens de mogelijkheid van zelfbestemming van het sociale lichaam. De vraag blijft hoe die energie op collectieve schaal gebundeld kan worden, maar dat lijkt me uiteindelijk niet een van literaire aard. 

'Nur die Liebe zählt', was het refrein van de debuutroman van Van Rooij, De eerste hond in de ruimte. Franco Berardi zegt het zo: 'Het gaat om de bevestiging dat liefde uiteindelijk het enige werkelijk belangrijke is, en dan niet opgevat in christelijke zin, maar in een materialistische zin. Het gaat om de beschikbaarheid van lichamen en tijd'. Literatuur moet onze zinnen dan ook niet zozeer ontregelen, maar bezetten, wat op dit moment niets anders betekent dan ze vrij maken.